zondag 2 mei 2010

Het Levensweb


Een levend organisme (en dus ook het menselijk lichaam) is op te vatten als een machine. Deze manier van denken wordt het mechanicisme genoemd. Het mechanicisme is zeer vruchtbaar gebleken; feitelijk danken wij hieraan onze verworvenheden op het gebied van de geneeskunde. Toch heeft het wezenlijke tekortkomingen, want er zijn zaken die vanuit mechanistisch perspectief niet (of niet afdoende) verklaard kunnen worden.

Als men op zoek gaat naar een alternatief voor het mechanicisme, komt men al gauw uit bij het vitalisme. In het vitalisme wordt het bestaan van een niet-stoffelijk iets veronderstelt, namelijk 'levenskracht'. Volgens deze denkwijze worden levensprocessen door deze levenskracht gestuurd en gereguleerd.
Het vitalisme is op het eerste gezicht bijzonder aantrekkelijk. Voor het gevoel is het zeer aannemelijk dat groei, ontwikkeling en genezing worden bestiert door levenskracht. Zo wordt bijvoorbeeld de werking van yoga- en qigong oefeningen traditioneel verklaard aan de hand van vitalistische concepten. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het echter wenselijk geen extra aannames te doen, tenzij dit strikt noodzakelijk is (het scheermes van Ockham1). De vraag is dus: is het mogelijk om meer inzicht te krijgen in levende systemen zonder het bestaan van levenskracht te veronderstellen?

Het antwoord hierop lijkt 'ja' te zijn.

Fritjof Capra presenteert in zijn boek 'Het Levensweb' een theoretisch kader dat de beperkingen van het mechanicisme moet overkomen zonder uit te gaan van het bestaan van levenskracht. Een centraal punt in Capra's betoog is dat men moet onderkennen dat een levend systeem zowel een materiële structuur als een organisatiepatroon heeft.

Een zeer interessant concept in het boek is het begrip 'autopoiese'. Capra gebruikt dit begrip om de aard van het organisatiepatroon van levende systemen aan te duiden. 'Auto' betekent 'zelf' en 'poiese' betekent in het Grieks 'scheppend'. 'Autopoiese' betekent dus 'zelfscheppend'.
Een autopoietisch systeem heeft een drietal kenmerken:
• het schept zichzelf;
• het begrenst zichzelf;
• het houdt zichzelf in stand.

De bacteriële cel is het eenvoudigste autopoietische systeem dat in de natuur wordt aangetroffen.

Capra bespreekt een aantal computerprogramma's waarmee men autopoietische sytemen gesimuleerd heeft. Hoewel deze simulaties de complexiteit van een levende cel bij lange na niet benaderen, laten ze wel zien dat het concept van autopoiese hout snijdt.

Tot slot gaat Capra in op de mogelijke implicaties van de door hem geschetste zienswijze voor de samenleving.

Naar mijn mening verdienen de ideeën van Capra serieuze aandacht. Ik denk dat het door hem besproken theoretische kader een waardevolle bijdrage kan leveren aan de geneeskunde, de oplossing van maatschappelijke vraagstukken en een effectief milieubeleid.



Boekgegevens

Titel:
Het Levensweb: levende organismen en systemen: verbluffend nieuw inzicht in de grote samenhang.

Auteur:
Fritjof Capra

ISBN:
9021529939


_________________________________________

1Het principe van 'het scheermes van Ockham' wordt toegeschreven aan de 12e eeuwse filosoof Willem van Ockham. Het kan als volgt verwoord worden: 'De eenvoudigste verklaring is meestal de beste.' Vandaar de voorkeur voor zo min mogelijk aannames binnen de wetenschap.

dinsdag 27 april 2010

Robotvis


Op de website van Wetenschap in Beeld las ik een kort artikel over een robotvis. Ik ging meteen op YouTube kijken of er een video hiervan kon vinden. Een video van de robotvis in kwestie heb ik (nog) niet gevonden, maar ik vond er wel een van een andere (ontwikkeld door wetenschappers van de universiteit van Essex).De bewegingen van die robot lijken goed op die van een werkelijke vis. Zie hier de video:






Link naar het artikel van Wetenschap in Beeld:
Robotvisje bewaakt de zeeën

donderdag 15 april 2010

Symphony of movements


In het boek 'Van contractie naar actie' van dr. van Cranenburgh en dr. Mulder1 wordt de menselijke motoriek vergeleken met een symfonie. Deze symfonie-analogie legt de nadruk op het totale aspect van een doelgerichte actie. De spieren worden in deze analogie vergeleken met individuele orkestleden. Net zoals ieder orkestlid zijn eigen partij heeft, heeft elke spier (of spiergroep) zijn eigen taak. En net zoals er muziek onstaat doordat de orkestleden georganiseerd en in onderlinge samenhang spelen, ontstaat er een doelgerichte actie door het georganiseerd en in onderlinge samenhang contraheren van spieren. In beide gevallen is het geheel meer dan de som der delen.




Schematische weergave van de activiteit van een vijftal spieren. Nadere verklaring in de tekst (naar [Cranenburgh en Mulder, 1986]).


In bovenstaande figuur wordt de activiteit van vijf verschillende spieren weergegeven. Iedere spier is volgens een bepaald patroon in de tijd actief. Dit is het temporele aspect. Elke spier heeft als het ware zijn eigen 'kinetische melodie'.
Daarbij zijn verschillende spieren zijn tegelijkertijd op een een bepaald moment actief. Die activiteit verandert van moment tot moment. Dit is de ruimtelijke ordening, oftewel het spatiële aspect. In muziektermen kan dat de 'harmonie' of 'samenklank' genoemd worden.

In het boek van v. Cranenburg en Mulder worden een een aantal stoornissen van de motoriek met behulp van de symfonie-analogie aanschouwelijk gemaakt. Zeer verhelderend om dit te lezen.

Naar ik begrepen heb, is het nog steeds behoorlijk moeilijk om een robot op een net zo'n natuurlijke manier te laten bewegen als bijvoorbeeld een mens of een dier. Dat werd mij tenminste wel duidelijk toen ik aflevering 28 van Beagle, in het kielzog van Darwin zag (uitgezonden op 11 april 2010). In deze uitzending zie je op een bepaald moment dat een robot de grootste moeite heeft vanuit liggende positie op te staan. Ik vraag me af of de symfonie-analogie ook nuttige inzichten kan bieden voor het laten bewegen van robots.

_________________________________________

1Cranenburgh, B van, en Th. Mulder, Van contractie naar actie. Utrecht, 1986.

maandag 5 april 2010

Hersendrieëenheid



Schematische voorstelling van de menselijke hersenen. Naar Sagan.


De mensheid is een vat vol tegenstrijdigheden. We maken de mooiste dingen en zijn tot grootse en goede daden in staat. Tegelijkertijd kampen we door ons eigen toedoen met extreme armoede, oorlog, ernstige milieuproblemen, sociale misstanden, etc.

Hoe komt het dat we zoveel moeilijkheden voor onszelf en elkaar creëren? Waarom is het zo moeilijk om grip op die problemen te krijgen?

In dit verband is het concept van 'hersendrieëenheid' van Paul MacLean zeer interessant. Volgens dit concept bestaan onze hersenen uit drie onderdelen die in verschillende perioden van de evolutie ontstaan zijn.

Deze onderdelen zijn:
- Reptiliaans complex (instincten, hang naar rituelen, territoriumdrift)
- Limbisch systeem (gevoelens en emoties)
- Neocortex (hogere cognitieve processen, zoals taal, wiskunde etc.)

Elk onderdeel werkt volgens zijn eigen regels en heeft zijn eigen type psychische processen. De onderdelen werken niet zo best samen. De reden hiervoor is dat de evolutie van de menselijke hersenen te snel ging. Het is als een huis dat ooit voor een klein gezin werd gebouwd. In de loop van de tijd is dat huis op een rommelige manier verbouwd en uitgebreid. Nu bestaat het uit oude en nieuwe kamers die er heel verschillend uitzien en die niet zo goed op elkaar aansluiten. De gebrekkige samenwerking tussen de onderdelen van de hersenen leidt in ieder geval tot uiteenlopende problemen.
In het licht van bovenstaande wordt duidelijk waarom er zo'n tegenstrijdigheid kan bestaan tussen wat we zeggen en wat we doen. Verder valt te begrijpen hoe het komt dat we het soms maar niet kunnen laten bepaalde dingen te doen, ook al zien we nog zo goed de schadelijke gevolgen ervan in.

Wat zou de praktische waarde kunnen zijn van dit inzicht?

Het concept van de hersendrieëenheid is wellicht nuttig voor bewindslieden, beleidsmakers en degenen die hen adviseren. Initiatieven om maatschappelijke kwesties aan te pakken hebben namelijk alleen kans van slagen wanneer er rekening gehouden wordt met hoe mensen werkelijk in elkaar zitten.

Daarnaast kan het ook nuttig zijn voor docenten en mensen die in de geestelijke gezondheidszorg werken.

_________________________________________

Geraadpleegde literatuur:

Vroon, Piet, Tranen van de krokodil, over de te snelle evolutie van onze hersenen. 5e druk, Baarn, 1989.

Sagan, Carl, Draken uit het paradijs. Meppel, 1978.

dinsdag 16 maart 2010

Zelfherstel


Zojuist las ik op de website van VPRO Noorderlicht een opmerkelijk bericht. Er blijken namelijk bepaalde labmuizen te zijn met een voor zoogdieren ongekend vermogen tot zelfherstel. Moleculair biologe Ellen Heber-Katz ontdekte die bijzondere eigenschap van deze muizen bij toeval in 1996. Na jaren onderzoek hebben zij en haar collega's ontdekt hoe het komt dat deze muizen zo goed kunnen regenereren.

Het blijkt namelijk zo te zijn dat een bepaald gen bij hen minder actief is. Experimenten hebben uitgewezen dat het kunstmatig uitschakelen van dit gen inderdaad een spectaculair vermogen tot zelfherstel oplevert. Omdat mensen ook dit gen dragen, biedt het perspectieven voor het laten teruggroeien van verloren ledenmaten.

Het gen is er echter niet voor niets, het zorgt er namelijk voor dat oude cellen zich niet meer kunnen delen. En dat is een goede zaak, want hoe ouder een cel, hoe meer beschadigingen in het DNA (en dus hoe groter de kans op nare ziekten).

Er moeten dus nog wat hindernissen genomen worden voordat het mogelijk is om naar believen ledenmaten te laten teruggroeien. Maar toch, we zijn er toch weer een stap dichterbij.

Het artikel van VPRO Noorderlicht is hier te lezen.

zaterdag 6 maart 2010

Alleen een kipvriendelijk ei hoort erbij!


In het februarinummer van Spaarmotief (het magazine van de ASN Bank), stond een artikel over eieren. In dit artikel kwam naar voren dat termen als 'scharreleieren' en 'vrije uitloop eieren' weliswaar heel diervriendelijk klinken, maar dat het met het welzijn van de kip toch nog steeds droevig gesteld is.

Scharrelkippen zitten met zijn negenen op één vierkante meter en elke kip heeft 15 cm stokruimte om op te zitten. Het onverdoofd afknippen van snavelpunten is bij scharrelkippen nog steeds niet verboden. Verder zien ze nooit het daglicht.

Het is maar de vraag of vrije uitloop kippen het beter hebben. Theoretisch gezien kunnen deze kippen naar buiten lopen, maar in praktijk vinden de meeste kippen de weg naar buiten niet. Ook bij deze kippen mogen de snavelpunten nog steeds afgeknipt worden.

Voor wie belang hecht aan werkelijk diervriendelijk verkregen eieren, zijn EKO-eieren de beste optie. De kippen zitten maximaal met zijn zessen op één vierkante meter. De stallen zijn zo gemaakt dat de kippen makkelijker de uitloopruimte kunnen benutten. Het afknippen van snavelpunten is bij deze kippen verboden, al moet hierbij worden opgemerkt dat dit verbod met een overgangstermijn is ingesteld.

Interessant: in het artikel stond dat de supermarkten onder druk van stichting Wakker Dier zijn gestopt met de verkoop van eieren uit legbatterijen. Hoewel er in mayonaise en koek soms nog steeds legbatterij-eieren verwerkt zijn, is het toch een flinke stap in de goede richting.

Producenten van levensmiddelen en goederen worden steeds meer onder druk gezet om duurzaam en verantwoord te produceren. Wij kunnen als consumenten daar een grote rol in spelen door nadrukkelijk te kiezen voor duurzaam geproduceerde voeding en waren.

Spaarmotief is te downloaden van:

http://www.asnbank.nl/index.asp?nid=9491

vrijdag 5 maart 2010

Welke kleur heeft jouw parachute?


Werk vinden dat werkelijk bij je past, is een grote uitdaging. Hierover heb ik al eens eerder geschreven (zie: De ideale baan, 04/01/09). Ik noemde daarbij in de voetnoot een boek, namelijk: 'Welke kleur heeft jouw parachute?' van Richard Bolles.

Bolles gaat ervan uit dat bij het vinden van werk dat werkelijk bij je past, drie vragen heel belangrijk zijn:
1. Wat? (kan ik, wil ik in mijn leven doen, is mijn ideale loopbaan, de baan van mijn dromen)
2. Waar? (moet ik zoeken naar een baan, wil ik werken en wonen?)
3. Hoe? (krijg ik degene die bevoegd is mij aan te nemen te spreken, voer ik een sollicitatiegesprek, onderhandel ik over het salaris, kom ik terecht waar ik wil)

Vervolgens legt Bolles uit hoe je antwoorden op die vragen kunt vinden.

Bolles stelt dat als je je droombaan wilt vinden, het vooral belangrijk is dat je informatie over jezelf hebt. Waar het op neer komt is dat je al die informatie over jezelf op één stuk papier zet. Dit ene stukje papier is dan als het ware een leidraad voor het nemen van beslissingen op loopbaangebied. Ook stelt de informatie op dat stukje papier je in staat effectievere netwerkgesprekken te voeren. Je weet immers precies wat je wilt en wat je te bieden hebt.

Het doen van de opdrachten uit dit boek is een hoop werk, maar ik ben er van overtuigd dat het de kans op het vinden van je droombaan er vele malen groter door wordt.

De kracht van Bolles is dat hij buiten de gebaande paden durft te treden, zonder daarbij onpraktisch en zweverig te worden. Integendeel: hij reikt juist hele praktische en concrete handvatten aan in zijn boek. Daarmee biedt dit boek werkelijk nieuwe perspectieven voor iedereen die op zoek is naar zinvol en bevredigend werk.

Er verschijnen geregeld herziene herdrukken. Speciaal voor de huidige economische situatie heeft Richard Bolles een 'zware tijden editie' uitgebracht.


Boekgegevens

Titel:
Welke kleur heeft jouw parachute? 2009/2010, een praktisch handboek voor werkzoekers en carrièreplanners.

Auteur:
Richard Nelson Bolles

ISBN:
9789057122798